contact

Mobile

De literaire stoelendans

21/07/18

In juni deed ik op het literair festival Nieuwe Types mee met de Literaire Stoelendans. Dat is alles wat je erbij voor kunt stellen, degene die afvalt draagt voor en de winnaar mag als laatste voordragen. Ik las hier het volgende verhaal voor:

 

Zeker een toerist

 

Met drie flesjes in mijn hand loop ik op het geratel van de dobbelstenen in de duinen af. Het helmgras zwiept tegen mijn enkels. De radlers die de jongens me hebben gevraagd te halen bij de tent zijn niet koud meer, dus heb ik ook een boterhamzakje met ijs gehaald, bij de kantine. Bier met ijs vinden ze iets voor vrouwen, maar met radler moet het kunnen, vind ik. Het voorste flesje dreigt uit mijn handen te gaan vallen, Oskar rent me tegemoet en vangt hem op. ‘Bier dragen kun je wel he, meisje’, zegt hij met een grijns. Er loopt een straaltje water over zijn onderarm als hij het zakje ijs van me overneemt.

 

Het is donker, dus we spelen yahtzee in de duinen bij het licht van onze telefoons. De zee komt hier twee keer per dag zo dichtbij dat je met hoogwater direct vanaf de duinen het water in kan rennen. Ook nu geeft het geluid van de golven me het gevoel dat ik het water vanaf waar ik zit kan aanraken.

 

Zodra we gaan slapen, ligt Oskar een stukje hoger dan ik op zijn luchtbed, al wordt dat gedurende de nacht minder. Soms word ik wakker van een rits die opengaat, zijn slaaphoest, een pomp die het evenwicht weer herstelt. Op vakanties met zijn drieën heeft Bram altijd zijn eigen tent, en slaap ik bij Oskar. Thuis, op feestjes, vertelt zijn vriendin me vaak dat anders dan mensen denken, ze er echt geen problemen mee heeft dat ik met haar vriendje in een tent slaap. Écht niet. Ik draai me met mijn rug naar hem toe en probeer naar het gedreun van de boten op zee te luisteren om in slaap te vallen.

 

De volgende dag zitten we weer in de duinen, nu in de brandende zon, te wachten tot het hoogwater wordt. Oskar ligt op zijn buik op een handdoek, bij zijn voeten is een kuiltje in het zand ontstaan. Hij leest een tijdschrift dat hij in de weggeefbak van de camping heeft gevonden, maar houdt het zo dat ik niet kan meelezen. Als er iemand voorbij ons loopt, mompelt een van de jongens ‘dat is zeker een toerist’. Ik lach iedere keer ietsje harder. Ze zeggen het het vaakst bij vrouwen die op hakken door het zand ploegen, of mensen die hun vlieger niet de lucht in krijgen.

 

Verderop komt een gezin het duin oplopen. De vader wisselt zijn korte broek om voor een zwembroek, onhandig op een been huppend terwijl hij zijn handdoek om zijn middel probeert te houden. Bram begint te joelen. De man doet alsof hij ons niet ziet, een van zijn witte benen steekt onder de handdoek vandaan, zijn korte broek bungelt eraan. ‘Zeker toeristen,’ mompelt Oskar vanachter zijn tijdschrift. Bram draait zich helemaal naar de man toe en leunt geïnteresseerd naar voren. Ik kijk naar zijn rug. Hij begint te verbranden.

 

Na drie pogingen lukt het de man om zijn zwembroek op te hijsen zonder dat we hem naakt zien. Zijn vrouw en kinderen zitten naast hem in het zand te spelen. Langzaam komt de gehele inhoud van de speelgoedtas om hen heen te liggen.

 

Als het water hoog genoeg is, rent Bram als eerste het duin af. Zijn spillebenen lijken achter te blijven terwijl hij zich brullend naar voren gooit. Vlak voor de branding worden zijn stappen kleiner, gaat hij meer rechtop lopen en rent het water in. Hij draait zich om, zwaait en laat zich achterover in de koude golven vallen. Oskar en ik springen op en sprinten er achteraan. Het is zo steil dat je niet anders kan dan tot je middel het water in rennen, ook als je wilt stoppen door de kou.

 

Ik draai me om en zie dat de man ook is opgestaan. Hij zegt iets tegen het kind en wijst lachend onze kant op. Ik ga op mijn rug liggen en probeer te blijven drijven. Mijn oren duiken onder in het water en even hoor ik helemaal niets, behalve het doffe geplons van jongenslijven en het gesuis van mijn eigen trommelvliezen. De man loopt naar de rand van het duin. Op zijn buik zijn de afdrukken van zijn handdoek te zien, hij haalt er even zijn hand overheen.

 

Hij neemt een aanloop en springt een stukje vooruit, over de rand. Oskar en Bram gaan alvast verder uit elkaar staan om hem erdoor te laten. De man nadert, langs zijn voeten stuift het zand omhoog, hij bereikt het punt waar zijn lijf zijn benen inhaalt, maar in plaats van dat hij afremt, zoals ik mijn vrienden al ontelbare keren heb zien doen, steekt hij zijn handen naar voren en duikt het water in. Met een doffe klap komt hij neer.

 

Een paar seconden lang wacht ik op zijn hoofd dat door het wateroppervlak zal breken, hoe het eerst in stroompjes en dan in druppeltjes uit zijn haar zal lopen, maar er gebeurt niets. Ik zie alleen zijn rug en zijn hielen. De vrouw rent nu ook het duin af, gillend. Oskar springt op de man af en pakt hem bij zijn benen, trekt hem het water uit, zijn hoofd gaat van links naar rechts terwijl zijn lijf naar achteren wordt getrokken. Als ze de man omdraaien en het duin oprennen naar hun telefoons, heb ik nog steeds niet gegild.

Like This Page on Facebook

Tweet This Page

Plus One on Google